Voor lezers met weinig tijd heb ik deze overzichtspagina gemaakt, waarin ik razendsnel door de hoofdonderwerpen ga, die ik verderop in meer detail bespreek.
Ons probleem met duurzaamheid is eigenlijk te herleiden tot een tekortkoming van het wereldwijde systeem dat de belangrijkste keuzes voor ons maakt. Welke ontwikkelingen stimuleren we als mensheid? Welke ontwikkelingen remmen we af?
Daarbij wordt niet in de eerste plaats gekeken of iets goed is voor de wereld of niet, maar vooral of er een verdienmodel is. Daar wringt de schoen, want de beste verdienmodellen ontstaan door schaarste; niet door overvloed. Door verslaving en het kunstmatig creeëren van behoeftes; niet door bevrediging van behoeftes.
We verwachten van onze overheden dat ze burgers beschermen tegen gewetenloze verdienmodellen, maar dat doen ze niet of onvoldoende. Er is namelijk voor grote bedrijven en rijke individuen ook een verdienmodel om politieke invloed te vergaren en dat lukt ze steeds beter, vooral in disfunctionele democratieën.
De meeste landen in de wereld zijn nog steeds -in ieder geval in naam- democratisch. (fun fact: er zijn maar zeven landen die niet eens claimen democratisch te zijn: Saoedi-Arabië, Oman, de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar, Brunei, Afghanistan en het Vaticaan)
Ongeveer driekwart van die overige 188 al dan niet democratrische landen verdeelt de macht op een winner-takes-all manier. Die hebben een president met executieve macht; parlementen die gebaseerd zijn op winner-takes-all districten; of beide.
De winnaar van een verkiezing heeft vervolgens jarenlang de tijd om de eigen achterban uitgebreid te bedienen ten koste van de verliezers. Maar ook een groot deel van de eigen achterban komt er maar bekaaid vanaf, als blijkt dat die gepaaid was met niet nagekomen of zelfs onhaalbare beloftes.

Ook voor duurzaam geluk voor iedereen is een dergelijk systeem geen goed idee. Hoe span je toch weer de teleurgestelde achterban voor je karretje? Één manier is met zondebokpolitiek. Toch maar weer naar een ander wijzen. Immigranten, de EU en vermeende vijandige naties zijn populaire doelwitten.
Een andere manier is de hedendaagse variant van brood en spelen: het land onderdompelen met veel te goedkope energie en producten, waardoor veel mensen denken het nog best goed voor elkaar te hebben. De rekening van al dat comfort wordt voor het gemak maar doorgeschoven naar andere landen. En naar de volgende generatie. De eigen kinderen en kleinkinderen dus.
Het kan ook anders. Acht van de gemiddeld gelukkigste landen ter wereld hebben juist politieke systemen die sterk op elkaar lijken: ceremoniële staatshoofden in combinatie met parlementen die gevuld zijn via evenredige vertegenwoordiging. Die hoge mate van geluk bereiken ze bovendien vaak met kleinere ecologische voetafdrukken dan landen die even welvarend zijn. Bovendien scoren deze landen gemiddeld hoog als het gaat om de manier waarop ze met andere landen omgaan. (De staat Israel is overigens een zorgelijke uitzondering op deze regel)
De verklaring zou hierin kunnen liggen: deze landen met evenredige vertegenwoordiging en ceremoniële staatshoofden zijn geoefend in het sluiten van compromissen. Dat moeten hun politici immers binnen het eigen parlement ook steeds doen, willen ze iets bereiken.
Dit in tegenstelling tot winner-takes-all landen, die vaak verworden tot tweepartijenstelsels (zie Duverger’s Law), waarin de partij die de verkiezingen wint bijna altijd ook gelijk een absolute meerderheid heeft. De winnaar van een verkiezing hoeft dus geen compromissen te sluiten, maar zal juist ongeremd de eigen agenda uitrollen, ten koste van de minderheid.

Sterker nog: in winner-takes-all democratieën hoeft een kandidaat lang niet de meerderheid van de bevolking achter zich te hebben, om toch volledige executieve macht te kunnen vergaren. Tijdens de Presidentiële verkiezingen in de Verenigde Staten van 2016 tussen Donald Trump en Hillary Clinton, stemde maar 60% van de kiesgerechtigden. 40% nam niet eens meer de moeite om te stemmen tussen Tweedledee and Tweedledum, zoals de Amerikaanse professor in politicologie John Mearsheimer de twee partijen steevast smalend noemt.
Van die 60% stemde maar 46% op Trump.
Daarvan deed maar 41% dat omdat ze hem een goede kandidaat vonden, want de meesten deden het juist uit afkeer van tegenstander Clinton. (PEW, 2016)
Over blijft dus 60% x 46% x 41% = 11% van de stemgerechtigden die vóór Trump stemde, in plaats van niet te stemmen, of vooral tegen Clinton.
Een armzalig mandaat. En dat voor de positie van machtigste persoon op onze kwetsbare Aarde…

Verdienmodellen regeren
Bijkomend nadeel: zo’n winner-takes-all democratie is uitermate gevoelig voor grote geldschieters. In dergelijke tweepartijenstelsels is het lastig om genomineerd te worden, maar eenmaal genomineerd, is de weg naar de macht juist vrij kort. Het gevolg daarvan is dat de kandidaten voor de nominaties als vrijwel onbekende politici-in-de-dop afhankelijk zijn van donoren die hun helpen bekendheid te vergaderen.
En vooral ook: zelfs inmiddels bekende kandidaten kunnen het zich niet of nauwelijks veroorloven om rijke en machtige tegenstanders te hebben die het kleinste misstapje buitenproportioneel uitvergroten. Zo maakte Bernie Sanders tijdens de Democratische voorverkiezingen van 2020 de kapitale fout om te durven beweren dat de Verenigde Staten best iets kon leren van Cuba op het gebied van medische zorg en onderwijs.
Beweren dat de Verenigde Staten iets konden leren van Cuba???
Dat was een doodzonde in Amerika die breed uitgemeten werd in de commerciële media. En dus won Biden alsnog de voorverkiezingen; een voor grote bedrijven en superrijke en machtige individuen veel acceptabelere kandidaat, dan die sociaal-democratische Sanders.
Grote bedrijven en rijke individuën kunnen dus buitenproportioneel veel macht uitoefenen bij de voorselectie van de genomineerden. Dit fenomeen wordt ook wel Tweedisme genoemd, naar de 19de eeuwse New Yorkse kingmaker Harold M. (Boss) Tweed. (Lessig, 2014)

De belangen van die rijke elite vallen helaas vaak niet goed samen met die van de maatschappij in zijn geheel. Vooral aspecten die pas op de langere termijn een probleem zullen vormen, krijgen in een dergelijk politiek klimaat niet de aandacht die ze verdienen. En als teveel landen lak hebben aan duurzaamheid, kan de rest van de wereld dat onmogelijk compenseren. We’re all in this together.
Waarom winner-takes-all wereldwijd domineert
Mede dankzij de dominante positie die het voormalige Britse wereldrijk inneemt in de geschiedenis sinds de zeventiende eeuw, hebben veel voormalige koloniën het disfunctioneel winner-takes-all politieke systeem geërfd. Het Verenigd Koninkrijk zelf heeft nog steeds een winner-takes-all electoraal systeem, maar ook andere grote en machtige landen als de Verenigde Staten, Australië, Canada en India.
De Verenigde Staten zit nog het meeste in zijn maag met een verlammend winner-takes-all systeem. In een periode van vier jaar worden de burgers geacht om maar liefst zo’n twintig keer (!) een stem op iemand uit te brengen. Op de President natuurlijk, maar ook op kandidaten voor het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. En dat alles dan nog eens op het niveau van de staat en de gemeente. Om nog niet te spreken over allerlei andere publieke functies die via de verkiezingen ingevuld worden. Een slopend proces als alle kiezers zich goed zouden verdiepen voor ze zouden stemmen. Maar dat doen ze natuurlijk niet, want die hebben al genoeg aan hun eigen sores. Zelfs de voorlaatste presidentsverkiezing tussen Biden en Trump, waarbij zoveel op het spel leek te staan, haalde maar een opkomstpercentage van 67%. Andere verkiezingen hebben nog veel lagere opkomstpercentages, waardoor die nog makkelijker te manipuleren zijn.
Het Amerikaanse electorale systeem veranderen? Fat chance!
Yeah, you’re right. Toch zal het vroeger of later wel moeten voor een leefbare planeet. Het is te disfunctioneel en het wordt alleen maar erger. En vroeger of later zal de kruik barsten.
Maar tot die tijd is er een ander, haalbaarder doel om na te streven: het helpen veranderen van het Britse systeem. Ook dat zal zeker niet makkelijk zijn. Britten zijn nogal gesteld op hun tradities.
Maar tegelijkertijd: dat bijzondere land heeft wel vreemdere ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De frustratie met de corrupte politiek is inmiddels hoog opgelopen, dus wie weet.
Bovendien zijn de voordelen van evenredige (aka proportionele) vertegenwoordiging niet geheel onbekend in het Verenigd Koninkrijk: de afzonderlijke landen Schotland, Wales en Noord-Ierland hebben namelijk al (min of meer) evenredige parlementen. Verandering is lastig, maar lijkt niet onmogelijk.

Waarom samen regeren als je weet dat je door op een gunstig moment nieuwe verkiezingen te houden alleen verder kunt regeren?
En als het Verenigd Koninkrijk om is, betekent dat echt wel wat. De banden met de reusachtige, machtige en grondstofrijke Angelsaksische landen Australië, Canada en de Verenigde Staten, drie van de grootste landen ter wereld, zijn nog steeds nauw.
Zijn die voordelen wel echt zo groot?
Onder idee #5 is de SusHapForAll score te zien van 25 referentielanden. Vooral op het gebied van gemiddeld geluk en gedrag naar andere landen scoren polderende landen erg goed, maar ook de ecologische voetafdrukken zijn meestal niet zo groot als die van winner-takes-all landen met vergelijkbare mate van ontwikkeling.
Zoom je uit naar alle 155 landen die regelmatig in de World Happiness Reports opgenomen waren, is het beeld ook duidelijk. Landen met evenredige vertegenwoordiging zijn oververtegenwoordigd bij het gelukkigste kwintiel. Winner-takes-all juist bij het ongelukkigste kwintiel.

Dus misschien stimuleert evenredige (proportionele) vertegenwoordiging tot gelijkheid en vervolgens tot geluk. En misschien dus wel: duurzaam geluk voor iedereen?
Bij ceremoniële staatshoofden versus executieve staatshoofden is het beeld vergelijkbaar. Niet teveel macht voor een individu; dat lijkt duidelijk het devies.

De cijfers lijken de stelling te onderbouwen dat evenredige vertegenwoordiging met ceremoniële staatshoofden doorgaans tot een gelukkigere samenleving leiden. Maar er zijn meer aanwijzingen. Er zijn twee historische voorbeelden van landen die niet al te lang geleden van systeem zijn veranderd, waardoor het functioneren voor en na de transitie goed met elkaar te vergelijken zijn.
Duitsland als onbedoelde proeftuin voor bestuurlijke systemen
Duitsland heeft in de roerige 20ste eeuw te maken gehad met maar liefst vijf verschillende bestuurlijke systemen. Het was een keizerrijk, een winner-takes-all republiek, een fascistische dictatuur, in het Oosten een socialistische “heilstaat” en tenslotte een democratie op basis van evenredige vertegenwoordiging met een ceremoniële president.
In die laatste verschijningsvorm heeft het zich gepresenteerd als een betrouwbare en vredelievende bondgenoot; een solidaire lidstaat in de Europese Unie; en een baanbrekende voortrekker op het gebied van duurzaamheid. Dat zonnepanelen tegenwoordig zo betaalbaar zijn, hebben we grotendeels te danken aan Duitsland dat voor ons allemaal het leergeld heeft betaald.

Mevrouw Merkel dus. Met vlag en wimpel. Het gezicht van het leiderschap dat voortgebracht werd door evenredige vertegenwoordiging. “Wir schaffen das!”
En misschien bedoelde ze eigenlijk dit: “Ob wir das am Ende schaffen werden, ist gar nicht sicher. Aber wir müssen es versuchen, nicht? Wir müssen daran glauben, dass es möglich ist. Und das ist es. Davon bin ich überzeugt. Wirklich”.
In de eerste helft van de 20ste eeuw voerde Duitsland twee keer een vernietigende wereldoorlog met buurlanden, maar anno 2024 staat Duitsland als parlementaire democratie met een Bondsdag gevuld via evenredige vertegenwoordiging en een ceremoniële president fier derde in de Good Country Index. Een prima buurman.
Nieuw-Zeeland: het Angelsaksische land dat het roer omgooide
Er is nog een voorbeeld van een land dat in de recente geschiedenis zowel winner-takes-all politiek als evenredige vertegenwoordiging heeft ervaren.
Tot begin jaren negentig had Nieuw-Zeeland net als Australië en Canada vrijwel exact hetzelfde politieke systeem als het koloniale moederland het Verenigd Koninkrijk. De frustratie over de corruptie van het tweepartijenstelsel liep zo hoog op, dat de roep aanzwelde om een ander electoraal systeem. In een raadgevend referendum in 1992 werd onder andere voorgesteld om het winner-takes-all districtenstelsel te vervangen door een systeem met evenredige vertegenwoordiging.

Tot grote schrik van de heersende politieke klasse, koos een overweldigende meerderheid voor verandering. In een tweede, bindend referendum, werd de kiezer nog eens gevraagd of ze het écht wel zeker wisten. Diverse vertegenwoordigers van de politieke en economische heersende klasse buitelden over elkaar heen om het volk angst aan te jagen voor verandering. Het zou de doodsteek zijn voor de Nieuw Zeelandse economie, zo werd beweerd: “…a catastrophic disaster for democracy…”, “…would bring economic ruin…”, “…would bring chaos…”
Ondanks deze goed gefinancierde tegencampagne, hield de Nieuw-Zeelandse bevolking voet bij stuk en vroeg overtuigend om verandering. 54% voor; 46% tegen; bij een opkomst van maar liefst 83%.
(Overigens ben ik in de meeste situaties helemaal geen voorstander van referenda, want ze kunnen makkelijk via de vraag, vraagstelling, timing en informatievoorziening gemanipuleerd worden door de heersende macht of andere kwaadwillende partijen. Maar deze keer in Nieuw-Zeeland bleken de kiezers dankzij grootschalige grassroots campagnes van voorstanders bestand tegen de tegencampagne van de economische en politieke elite die begrijpelijkerwijs niet zat te wachten op verandering)
Na de systeemverandering
De voorspelde chaos bleef uit. Integendeel, Nieuw-Zeeland is samen met Australië het gelukkigste Angelsaksische land (11de wereldwijd volgens het World Happiness Report uit 2024), maar bereikt dat geluk met een ecologische voetafdruk die veel kleiner is en bezet een mooie 16de plaats in de Good Country Index.
Tot de systeemverandering domineerden Labour en het conservatieve National te sterk. Tussen 1946 en 1993 waren zij samen goed voor maar liefst 99,6% van alle zetels in het parlement. De partij die een verkiezing won, had automatisch een absolute meerderheid, dus hoefde geen rekening te houden met andere meningen dan die van het eigen electoraat. Of liever: met die van de economische elite die bepaalde wie het tot genomineerden mochten schoppen. Want: het hierboven genoemde Tweedism.
Tegenwoordig is het heel normaal als er vijf verschillende partijen in het parlement zitten. Op de verkiezingen van 2020 na, was het altijd nodig om coalities te vormen. En al sinds de derde verkiezing na de systeemverandering zit er een groene partij in het parlement. Momenteel zelfs met maar liefst 12% van de zetels. Er is dus structurele aandacht voor duurzaamheid in het parlement.

Maar ook belangrijk voor het duurzaam geluk voor iedereen: al in de derde verkiezing bleek er vraag naar een groene partij die specifieke aandacht voor duurzaamheid in de kamer bracht.
In winner-takes-all land Australië is dat aandeel voor groenen nog geen 3%; in het Verenigd Koninkrijk nog geen 1%; in Canada nog geen 0,5% en in de Verenigde Staten zelfs helemaal 0%. En dat ondanks alle wereldwijde milieucrises die ons anno 2025 bedreigen.

En Ierland dan?
Net als Nieuw-Zeeland heeft Ierland een parlement dat gebaseerd is op evenredige vertegenwoordiging en een ceremonieel staatshoofd. Dat is dan wel een president en geen monarch, zoals koning Charles dat is voor Nieuw-Zeeland.
De manier van het selecteren van die president is overigens vrij uniek. De kandidaten worden voorgedragen door het parlement. De verkiezing gebeurt in theorie volgens diverse rondes, waarin er steeds één kandidaat per ronde afvalt.
In de praktijk blijkt dat politieke partijen liever gelijk kansrijke, breed geaccepteerde kandidaten naar voren schuiven. Wellicht om zichzelf de schande te besparen van het steunen van een kandidaat die al in één van de eerste rondes afvalt.
Het gevolg is dat de uiteindelijk gekozen presidenten nooit polariserend, maar juist echte verbinders zijn. De waarderingscijfers voor de Ierse presidenten zijn dan ook steevast uitzonderlijk hoog. Soms zelfs hoger dan 90%! Dat zouden meer landen moeten doen!

Terug naar het parlement. Het Ierse electorale systeem voor het parlement lijkt dus sterk op dat van Nieuw-Zeeland, zeker in vergelijking met de andere vier grote Angelsaksische landen. Maar werkt het?
Nou en of! In verschillende opzichten is Ierland momenteel zelfs het succesvolste Angelsaksische land. Qua geluk doet het met een 17de plek nauwelijks onder voor Australië, Nieuw-Zeeland en Canada; heeft een relatief kleine ecologische voetafdruk en een mooie 11de plek in de Good Country Index.
(Ierland is trouwens ook stinkend rijk met een GDP per capita dat dicht in de buurt ligt van dat van Luxemburg, maar puur economische indicatoren; daar zouden we niet naar moeten kijken. Economisch succes gaat bijna altijd gepaard met ecologische rampspoed. Precies de reden waarom ik SusHapForAll heb bedacht)
En in geval van crisis dan?
Het klassieke argument tegen evenredige vertegenwoordiging is altijd: coalitieregeringen kunnen niet adequaat reageren in tijden van crises.
Als dat het geval zou zijn, zou dat dan bijvoorbeeld niet zichtbaar moeten zijn in de gelukscijfers tijdens en na de Coronapandemie van 2020?
Als die crisis als maatstaf wordt genomen, zou dat juist een argument vóór evenredige vertegenwoordiging moeten zijn. In de eerste drie World Happiness Reports van de Verenigde Naties die verschenen na de uitbraak (2021, 2022 en 2023), stond er juist geen enkel land met een winner-takes-all politiek systeem in de top tien van gelukkigste landen. In plaats daarvan: allemaal landen met parlementen gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging en ceremoniële staatshoofden.
De ranking in het rapport van 2023 is gebaseerd op onderzoeken uit 2020 – 2022 en de top tien bestond uit Finland, Denemarken, IJsland, Israel, Nederland, Zweden, Noorwegen, Zwitserland, Luxemburg en… Nieuw-Zeeland!

En oorlog dan?
Hoe staat het met de veiligheid van die polderende landen in verband met oorlogsdreiging?
Met alle kernwapens in de wereld, is verreweg de beste manier om veiligheid te garanderen: oorlog voorkomen. Er zijn aanwijzingen dat democratischere landen minder snel met elkaar in oorlog komen, dan landen die dictatoriaal geleid worden. Dit wordt ook wel de Democratic Peace Theory genoemd.
De negen meest democratische landen ter wereld (Economist Intelligence Unit, 2023) hebben allemaal parlementen met evenredige vertegenwoordiging en ceremoniële staatshoofden. En dat terwijl wereldwijd juist winner-takes-all politieke systemen in de meerderheid zijn.

Costa Rica is een uniek geval. Het heeft wel een president met executieve macht, maar geen leger om die macht te ondersteunen. Dus is dat werkelijk winner-takes-all? Ik neig naar niet.
Dus als de Democratic Peace Theory klopt, zou het ook in het kader van wereldvrede helpen als meer landen hun winner-takes-all politieke systeem zouden inruilen voor evenredige vertegenwoordiging.
Maar wat als er eenmaal oorlog is?
Het is bijna altijd beter om oorlog te voorkomen, maar wat als je er eenmaal in zit? Lukt het zo’n polderlandje wel om dan voldoende daadkracht te tonen?
De geschiedenis leert dat weinig meer eenheid creëert binnen een volk, dan een buitenlandse agressor. Ook in polderende democratieën.
Het heeft er wel de schijn van, dat zulke polderdemocratieën moeilijk de discipline op kunnen brengen om defensiebudget op peil te houden. Zo voldeden in 2019 weinig van de polderlanden in de NAVO aan de 2% norm.

Dat is een mogelijke zwakte. Maar in een wereld waarin het voor zwakkere partijen steeds makkelijker wordt om via asymmetrische oorlogsvoering toch vernietigende militaire successen te behalen, is het de vraag of het in de toekomst wel zo belangrijk is om meer dan een bescheiden militair apparaat te onderhouden.
“It is tempting, if the only tool you have is a hammer, to treat everything as if it were a nail”
Professor in de psychologie Abraham Maslow, 1966
Diplomatie lijkt in toenemende mate juist de beste weg vooruit. En daarin zijn polderdemocratieën beter getraind dan winner-takes-all landen.
Maar Israel dan?
Israel is ook een land met evenredige vertegenwoordiging en een ceremonieel staatshoofd, maar kiest helaas steevast voor the way of the gun.
Er zijn allerlei verklaringen voor te geven, waaronder veel die te maken hebben met de unieke geschiedenis van dat land. Had Israel diplomatieker om kunnen gaan met haar buurlanden als het een winner-takes-all democratie was geweest? Of zelfs een autocratisch geleid land was geweest?
Persoonlijk denk ik dat de situatie dan nog veel eerder en veel verder geëscaleerd was.
Conclusie
I rest my case. Niet zonder twijfel, maar wel met voldoende zekerheid om te zeggen: de kans op een hoge mate van duurzaam geluk voor iedereen – wat waarschijnlijk de enige duurzame toekomst biedt – is groter bij beter functionerende democratieën. En dus zal winner-takes-all vroeger of later plaats moeten maken voor betere vormen van vertegenwoordiging van alle stemmen in samenlevingen.

Ook minderheidsstemmen zouden trouwens ook in polderdemocratieën beter gehoord moeten worden. Want als je alleen “dictatuur van de minderheid” vervangt door “dictatuur van de meerderheid”, ben je er nog niet. Dan kun je nog steeds dermate grote onvrede creeëren, dat die vroeger of later een uitweg zoekt.
Om die reden ben ik op zoek gegaan naar ideeën die onze op zich al best goed functionerende democratie1 verder kunnen versterken. Zie idee #6G: het burgerberaad als middel om het polderen verder te versterken. Niet een idee van mij, maar een door onder andere David Van Reybrouck herontdekt idee dat terug gaat naar de oorspronkelijke Atheense democratie.
Als een echte ontwerper ben ik dat idee uitgebreid aan het onderzoeken en testen. Zo ben ik nu voor de tweede keer nauw betrokken bij een initiatief voor een burgerberaad. De eerste ging over een lokaal burgerberaad over klimaat. Het tweede initiatief is een provinciaal burgerberaad en gaat over PFAS en andere zorgwekkende stoffen. Dat initiatief loopt nog.
Ten derde ben ik nauw betrokken bij enigszins op burgerberaden lijkende overleggen binnen een beweging op het gebied van klimaatrechtvaardigheid, Extinction Rebellion. (Die beweging staat dus voor veel meer dan alleen blokkeren en disruptie, ook al is dat helaas de enige kant die grote media aandacht krijgt. XR zit naast gewone, bezorgde burgers vol met wetenschappers, onder de slogan: “The privilige to know. The duty to act”)
Dankzij die initiatieven en experimenten met alternatieve manieren van besluitvorming ontdek ik steeds meer over wat werkt en niet werkt. Precies zoals ik geleerd heb als industrieel ontwerper: analyseer, probeer, evalueer en doe het nog een keer. Net zo lang tot het goed is.
Maar technologische innovatie dan?
Helaas, hoe goed bedoeld soms ook, als ons wereldwijde systeem niet beter wordt in het nemen van grote beslissingen, kan technologische innovatie ons niet helpen. Vrijwel iedere innovatie heeft namelijk ook schaduwzijden.
Neem zonnepanelen. Werkelijk fantastische uitvinding, maar als die niet toegepast worden in een sociaal-economisch-politiek systeem dat op rechtvaardige wijze grenzen kan stellen, zal ons systeem gewoon zeggen: “Bedankt! Nóg meer energie om te gebruiken!” En dat is meestal geen goed nieuws voor de leefbaarheid van de planeet.
Alle zonnepanelen en windturbines ten spijt: het effect daarvan is niet of nauwelijks zichtbaar in de wereldwijde uitstoot van CO2. Ook kernenergie zal het verschil niet kunnen maken.
En grootschalige thermische energie? Als we geen grenzen kunnen stellen, zouden toekomstige, innovatieve manieren van het boren van zeer diepe gaten in de Aardkorst er op den duur wel eens toe kunnen leiden, dat steeds meer plekken op IJsland gaan lijken.
Dan is ineens toegang tot vrijwel onbeperkte hoeveelheid energie mogelijk. Zou dat goed nieuws zijn? Zoals staten, grote bedrijven en rijke individuen nu beslissingen nemen, vrees ik van niet.
En zo zijn er meer ideeën die rondzweven op het gebied van duurzaamheid, die eigenlijk niet of nauwelijks een positief effect kunnen hebben op duurzaam geluk voor iedereen, zolang het achterliggende systeem niet deugt. Of erger: zelfs contraproductief kunnen zijn.
Dus dat houdt mij sinds 2016 bezig. Maar daarvoor is helaas geen verdienmodel.
Waar leef ik dan ondertussen van?
Vooral tussen 2016 en 2023 werkte ik parttime, grotendeels aan de TU Delft, waar ik er voor zorgde dat ik vrijwel alleen projecten deed en vakken gaf die niet alleen mijn studenten, maar ook mijzelf iets konden leren over duurzaamheid. Vakken als Strategic Product Innovation; Understanding Values; Concept Design; Advanced Concept Design voor Ford Europe en Climate Kick; Sustainable Concept Design (zelf ontwikkeld); Imagining Desirable Futures (ook zelf ontwikkeld); Envisioning the Future; Experience Motivation & Behaviour; Bachelor End Project met bedrijven als Priva, Nuna, Alliander, CTOUCH, Biosphere Solar, Lopifit, Noorderlicht en nog veel meer; Design for Sustainability; de Minor Advanced Prototyping; afstudeerprojecten voor Urgenda,de HVA en Matras Recycling Europe; Towards Circular Product Design; het Honours Programme voor Design for Sustainability; Sustainable Design Engineering; PO1 (introduction design); PO2 (concept design); PO3 (strategic design); PO4 (embodiment design); en Design for Manufacturing.
Het geven van al die vakken kostte ongeveer de helft van mijn werktijd. De andere helft van mijn tijd besteedde ik aan een combinatie van zelfstandig onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe ideeën over duurzaamheid, of dus zoals ik ben gaan noemen: duurzaam geluk voor iedereen.
Vanaf 2021 teer ik, op wat kleine projecten na, grotendeels op mijn reserves. (en die zijn nu nagenoeg op…)
Vandaar mijn vraag aan jou, lieve lezer, of je mij financieel, promotioneel, met kennis, ideeën, of anderszins wilt steunen in mijn missie:
Voor mensen die willen bijdragen aan een duurzame en gelukkige toekomst voor iedereen, biedt SusHapForAll een platform dat bruikbare ideeën daarvoor ontwikkelt, test, evalueert, selecteert en promoot om de persoonlijke positieve impact te maximaliserenmission statement SusHapForAll
- Niet iedereen zal het er mee eens zijn dat onze Nederlandse democratie niet eens zo slecht is, maar het is maar waar je de lat legt. Zo heb ik regelmatig met vluchtelingen gepraat; ken als halve Brit het politieke systeem in het Verenigd Koninkrijk vrij goed; en heb in het kader van dit onderzoek ook de Amerikaanse politiek vanaf begin 20ste eeuw bestudeerd. Hoe frustrerend ons vastgepolderde systeem momenteel ook is: het kan echt veel erger!
Maar ook al is onze democratie in relatieve zin misschien niet zo slecht: hij is ook weer niet goed genoeg. Dat blijkt maar weer uit de op moment van schrijven (begin 2025) huidige regering van PVV, VVD, NSC en BBB, die werkelijk niets voor elkaar krijgt. En dus ook niet op het onderwerp waar ik mij grote zorgen over maak: duurzaam geluk voor iedereen. Integendeel zelfs. ↩︎
