#6 Twee manieren om bestuurlijke besluiten te nemen (en zes die niet werken)

Wie bepaalt waar we met zijn allen heen gaan? Waarom ontwikkelden we kernwapens, waarmee we een existentiële bedreiging voor ons eigen voortbestaan hebben gecreëerd? Waarom is de controle op kernwapens tachtig jaar later nog steeds niet op orde? Waarom zijn er zoveel verslavende producten die ons niet gelukkiger maken? Waarom is er nog armoede en honger in de wereld, terwijl we tegelijkertijd toegang hebben tot ongelofelijke technologische hoogstandjes?

Acht alternatieve manieren om te besturen inclusief kwalitatieve beoordeling van hun historische track record en verwachte functioneren bij het stimuleren van duurzaam geluk voor iedereen.

Wie neemt die beslissingen? Zit er iemand aan het roer? Wie heeft die persoon gekozen? Of was dat wel een keuze?

In het kader van dit onderwerp heb ik het boek “Who rules the world?” van de grote filosoof Noam Chomsky gekocht. De verkoopster dacht op basis van de titel het antwoord al te weten: “Ik denk: mensen”.

Dat klopt misschien, maar helemaal zeker ben ik er niet meer van. Hebben we onszelf al niet bijna helemaal klem gezet met vastgeroeste overtuigingen, wetten en rechten? Stel dat er bijvoorbeeld een moment komt dat het algemeen belang van een leefbare planeet frontaal in conflict komt met de individuele belangen van superrijke en machtige individuen: welk belang zou het dan winnen?

De geschiedenis van mijn woonplaats Dordrecht laat een droevig historisch precedent zien. Tot begin 15de eeuw was Dordrecht de rijkste en machtigste stad van de Lage Landen, maar door onderling gekibbel (de Hoekse en Kabeljauwse Twisten) werd het onderhoud van de dijken veronachtzaamd. Bovendien werden de dijken ondergraven omdat er kostbaar zout gewonnen kon worden met het verbranden van gestoken turf. Die combinatie van factoren leidde er toe dat tijdens de Sint-Elisabethsvloed van 1421 heel het achterland van Dordrecht overstroomde.

Als er gelijk adequaat gereageerd was door de toenmalige bestuurders, had het achterland waarschijnlijk nog herwonnen kunnen worden op het water, maar helaas, ondanks de nood ging het verlammende gekrakeel door. Nieuwe overstromingen in de jaren er na zorgden er voor dat het achterland voor eeuwen verloren ging. Dordrecht verloor daarmee ook haar voorname strategische en economische belang.

Zou iets soortgelijks ook met de hele Aarde kunnen gebeuren? Dat is inmiddels helemaal niet meer zo moeilijk voor te stellen.

Dus: “Who rules the world?”

Maybe nobody does.

Misschien hè, misschien. Ik denk dat we nog voldoende macht over onze systemen hebben, dat we ons richting een betere toekomst kunnen sturen, waarin duurzaam geluk voor iedereen mogelijk is.

Maar dan moeten we als mensheid niet te lang meer wachten met de touwtjes terug in handen nemen en er voor zorgen dat gewetenloze, al bijna onbestuurbare systemen niet langer de dienst uitmaken.

In dit stuk: twee goede manieren om bestuurlijke besluiten te nemen, zes die waarschijnlijk niet voldoen en een uitnodiging om met nog beter ideeën te komen.

A) Alles overlaten aan de “vrije” markt

Als je dacht dat regeringen de belangrijkste bepalers zijn van de richting waarop de mensheid beweegt: think again. De laatste decennia is de roep steeds luider geworden om alles maar aan de markt over te laten. In de Verenigde Staten is die roep nog veel luider dan hier, maar met wat vertraging volgt Nederland doorgaans braaf het spoor van zijn machtigste bondgenoot.

Het idee om belangrijke keuzes over te laten aan de zogenaamde “wijsheid van de vrije markt” is al minstens tweeënhalve eeuw oud. De econoom en filosoof Adam Smith beschreef het fenomeen dat een vrije markt van mensen en middelen vaak tot betere keuzes kan komen dan centrale, dictatoriale overheden. Die constatering deed Smith tegen de achtergrond van een wereld die geregeerd werd door koningen die onmogelijk de werkelijke kosten en noden van al hun burgers konden voorzien.

Hoe zou een koning nou de goede prijs moeten weten van een brood? Of de beste manier om voedsel te verdelen? Daardoor sloegen overheidsmaatregelen destijds regelmatig de plank mis, met hongersnoden en armoede tot gevolg.

Vandaar dat Smith er voor pleitte: geef burgers voldoende vrijheid om zelf tot de beste oplossingen te komen. Geef ondernemerschap een kans.

Maar toen al was Smith kritisch op al te veel vrijheid. Prijsafspraken en monopolies zouden voorkomen moeten worden. Daar lag dus al een overheidstaak om te controleren en te reguleren.

Ook zag hij toen al in, dat op sommige punten de vrije markt waarschijnlijk niet tijdig of voldoende adequaat zou handelen. Zo adviseerde hij om in Engeland vanuit de overheid de prijs van vis kunstmatig hoog te houden. Daardoor zouden er meer mensen visser worden. Daardoor zouden er weer meer capabele zeelui zijn, die in geval van oorlog toe zouden kunnen treden tot de marine. En dat zou de veiligheid van Engeland vergroten.

Als de keuze geheel aan de vrije markt overgelatenzou worden, zouden er minder vissers en dus ook minder capabele zeelui zijn. Waardoor Engeland militair kwetsbaar zou zijn.

Zelfs het idee van subsidie was Smith dus niet vreemd. En wie zou moeten bepalen wat zinvolle subsidies zijn? Tja, dan kom je toch uit op een soort overheid.

Smith had destijds een goed punt om de macht van autoritaire koningen te willen beperken ten gunste van de wijsheid van de vrije markt, maar die vrijheid moest niet absoluut zijn.

Vandaag de dag is de economische macht van grote bedrijven en superrijke individuen flink uit de klauwen gelopen. Doordat Big Tech bovendien ook nog eens de social media platforms domineert, hebben zij macht over het maatschappelijke debat, waarmee zij weer verkiezingen kunnen beïnvloeden. Superrijken als Elon Musk, Jeff Bezos en Mark Zuckerberg waren de laatste presidentsverkiezingen in 2024 zelfs openlijk op de zegekar gesprongen en volgden -of bepaalden- al snel de agenda van president Donald Trump.

En daarvoor hebben zij ook weer een verdienmodel: door miljoenen te besteden aan de verkiezing van hun kandidaten die oog hebben voor de belangen van grote bedrijven en superrijke individuen, krijgen zij invloed op een markt waarin jaarlijks ongeveer 25 triljoen dollar ($ 25.000.000.000.000! in 2023, World Bank, 2025) om gaat. De investering is dan zo terugverdiend via belastingvoordelen, gunstige regulering en/of overheidscontracten.

Daardoor worden de superrijken steeds rijker. Omdat er maar een eindige hoeveelheid grondstoffen en energie jaarlijks op duurzame wijze gewonnen kan worden, worden de armen steeds armer.

Nu al heeft de rijkste 0,1% van de wereldbevolking een CO2 voetafdruk die bijna gelijk is aan die van de armste 50%. In een eindige wereld, zou de behoefte van de allerrijksten om Mars te koloniseren ooit wel eens ten koste kunnen gaan van voedsel voor de armste helft.

Wetenschapper, systeemdenker en goeroe op het gebied van duurzaamheid Donella Meadows (1941-2001) waarschuwde haar hele professionele leven al voor dit soort systemen die succes voor de succesvollen mogelijk maakt. Zulke systemen groeien onherroepelijk uit de klauwen. En leiden dan ook omgekeerd tot eindeloos verlies voor de verliezers. Niks geen trickle down economy, waarin uiteindelijk iedereen profiteert van het succes van een kleine, superrijke bovenklasse! Niet zonder balancerende systemen zoals progressieve belastingen. Alweer een overheidstaak die onmisbaar blijkt.

Een eenvoudige nabootsing van het principe van “succes voor de succesvollen” met behulp van zo’n honderd dobbelstenen voor ongeveer vijf spelers. Ieder begint met één dobbelsteen. Voor iedere zes die een speler per ronde gooit, mag die een extra dobbelsteen uit de pot pakken. Degenen die in het begin een beetje geluk hebben gehad, blijken daarna nooit meer in te halen te zijn door de pechvogels.

Voor duurzaam geluk voor iedereen, is een al te vrije markt geen goed idee. Een voldoende sterke overheid is noodzakelijk. Maar hoe tot een leider te komen? De meeste democratische landen in de wereld gebruiken, anders dan Nederland, winner-takes-all verkiezingen.

B) Winner-takes-all democratie

De meeste landen in de wereld worden bestuurd via de één of andere vorm van winner-takes-all verkiezingen. Dat kan bijvoorbeeld doordat er een president gekozen wordt met grote executieve macht, zoals onder andere in de Verenigde Staten, China, Rusland, Brazilië, Indonesië, Nigeria en Frankrijk. Maar liefst ongeveer 60% van de landen op de wereld heeft een dergelijke executieve president.

Ook zijn er veel landen met een ceremoniële staatshoofd met relatief weinig macht, maar waar de macht bij het parlement ligt waarvan de zetels via een winner-takes-all districtenstelsel gevuld worden. Het gevolg daarvan is weer, dat er op de lange termijn de facto twee partijenstelsels ontstaan. Ook al zijn er soms nog wel een paar kleine partijen of onafhankelijke parlementsleden; die kunnen vaak volledig genegeerd worden door de partij die de laatste verkiezingen won. Winner-takes-all dus.

Het mechanisme dat er voor zorgt dat winner-takes-all districtenstelsels uiteindelijk leiden tot tweepartijenstelsels wordt Durverger’s Law genoemd, naar de Franse socioloog die het fenomeen al in de jaren vijftig van de twintigste eeuw beschreef.

Dergelijke politieke systemen met weinig geloofwaardige alternatieven voor het parlement of met executieve presidenten zijn beiden sterk gevoelig voor de invloed van grote bedrijven en rijke en machtige individuen. In tweepartijenstelsels zullen beide partijen posities in nemen die zoveel mogelijk kiezers trekken. In links-rechts termen, in eerste instantie iets links en iets rechts van het midden, waar de meeste kiezers te winnen zijn. Als je in een tweepartijenstelsel voor ruwweg de helft van de kiezers de meest aantrekkelijke partij wilt zijn, hoef je niet zo heel links of rechts te zijn. Als je maar iets linkser of rechtser bent dan die ene serieuze tegenkandidaat.

Maar nu komt het: de voorverkiezingen. Er is voor ieder van de twee partijen per district of per staat maar één plek voor een genomineerde. Dat betekent dat individuen met politieke aspiraties eerst maar eens voor elkaar moeten zien te krijgen om die plek te bemachtigen. En wat heb je nodig om als onbekende John of Jane bekendheid en positieve aandacht te krijgen? Steun van rijke en machtige donoren.

Dat corrumpeert het systeem. Of ambitieuze politici gedurende hun carrière stapje bij beetje compromissen sluiten met kapitaalkrachtige donoren; of andersom, dat kapitaalkrachtige donoren net zo lang blijven zoeken tot ze een kandidaat vinden die bij hun doelen past: dat maakt uiteindelijk voor het effect op de maatschappij niet uit. Kandidaten van zowel links als rechts zullen na verloop van tijd steeds verder leunen richting de commerciële en overige belangen van kapitaalkrachtige donoren. They’ll lean to the green. Het groen van dollars; niet het groen van de natuur.

Dit fenomeen wordt Tweedisme genoemd, naar de negentiende eeuwse politieke mannetjesmaker William M. “Boss” Tweed uit New York. Van hem mochten burgers de kandidaat kiezen die ze wilden, als hijzelf maar eerst mocht bepalen uit wie er verkiesbaar was.

Voor het duurzaam geluk voor iedereen is een winner-takes-all systeem dus geen goed idee. Het versnelt de machtsaccumulatie van de economische elite. Hoe meer verkiezingen er zijn, hoe sterker de afwijking naar rechts. In de Verenigde Staten zijn er per periode van vier jaar maar liefst ongeveer twintig verkiezingen waar een burger aan mee zou kunnen doen. Voor de president, het federale Huis van Afgevaardigden, de Senaat, de Gouverneur van de staat, het Huis van Afgevaardigden van de staat, de Senaat van de staat, de burgermeester, de sheriff, de openbare aanklager, enzovoort, enzovoort, enzovoort. Om gek van te worden. Iedere keer maar verdiepen in al de onderwerpen en al de kandidaten? Onmogelijk!

Zo erg is het in landen als het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en India nog niet. Die landen combineren een winner-takes-all districtenstelsel om de zetels van het parlement te verdelen met een ceremonieel staatshoofd. Maar ook daar is de burger minder goed vertegenwoordigd, dan in landen met evenredige of proportionele vertegenwoordiging in combinatie met ceremoniële staatshoofden, zoals Nederland ook heeft.

Verkiezingen zijn leuk, maar dan moeten er wel redelijke keuzes zijn.

C) Evenredige vertegenwoordiging

Ook Nederland kende vanaf de grondswetswijziging van 1848, toen de macht van de koning sterk beperkt werd, in eerste instantie een districtenstelsel om de zetels in de Tweede Kamer te vullen. Gelukkig werd het districtenstelsel in 1917 verruild voor een vorm van evenredige vertegenwoordiging: alle stemmen van alle kiezers worden opgeteld en op die basis worden de zetels van de Tweede Kamer zo eerlijk mogelijk verdeeld.

En dat werkt eigenlijk best goed. Minder dan een kwart van alle landen van de wereld heeft de combinatie van een ceremonieel staatshoofd met weinig macht en een parlement op basis van evenredige vertegenwoordiging. Bij de gelukkigste landen ter wereld zijn landen met een soortgelijke verdeling van de politieke macht als de onze sterk oververtegenwoordigd. Sterker nog: de hele top negen van gelukkigste landen heeft ongeveer dezelfde inrichting. Op aflopende volgorde Finland, Denemarken, Noorwegen, Zwitserland, IJsland, Nederland, Zweden, Israel en Nieuw-Zeeland. (VN World Happiness Report, 2024)

Verdeling van alle honderdvijftig landen waarvan regelmatig het gemiddelde alledaagse geluk gemeten is door de Verenigde Naties in vijf kwintielen. “Equal Eight” is een naam die ik bedacht had voor een groep van de meest gelukkige landen ter wereld, waarvan het democratische systeem veel op elkaar lijken. Al die landen besteden namelijk ook veel aandacht aan het herverdelen van rijkdom via progressieve belastingen, openbare voorzieningen en toeslagen. Daardoor is het verschil tussen arm en rijk in de praktijk relatief klein. Een hoge mate van gelijkheid binnen een maatschappij lijkt ook een belangrijke factor te zijn voor een hoge gemiddelde score van alledaags geluk. Zie ook de correlaties die professor Richard Wilkinson vond tussen gelijkheid en diverse indicatoren van brede welvaart.

Zoals ook al besproken onder idee #5 hebben de meeste van die landen ook een kleinere ecologische voetafdruk dan even rijke landen. IJsland is een opvallend negatieve uitschieter met een extreem grote ecologische voetafdruk. Ook Nederland zelf scoort op dit punt niet best met onze vieze industrie en veeteelt.

De meeste landen scoren ook hoog in de Good Country Index, waarmee de relatie tot andere landen beoordeeld wordt. Finland, Zweden, Denemarken en Nederland staan ook daar in de top 10 (exclusief de categorie Planet & Climate, aangezien dat aspect anders twee keer mee zou tellen).

Het zal niet verbazen, dat Israel een stuk slechter scoort in de Good Country Index, met een 73ste plek overall en een 145ste plek in de categorie International Peace & Security. Die nog relatief hoge plek dankt het, ironisch genoeg, onder andere aan contributies aan de VN. De organisatie die nu zo geschoffeerd wordt door Israel.

Zo zie je maar: staar je nooit teveel blind op KPI’s (Key Perfomance Indicators). Maar ligt die slechte score aan het politieke systeem? Het is maar de vraag of een land met een geschiedenis als Israel met enig ander politiek systeem beter om had kunnen gaan met haar positie in de wereld. Vermoedelijk was het met een winner-takes-all systeem alleen nog maar erger gesteld geweest.

Dus ondanks die opvallende uitschieters lijken landen met evenredige vertegenwoordiging en ceremoniële staatshoofden het 1) zelf goed voor elkaar te hebben; 2) met lagere ecologische kosten dan op basis van hun rijkdom vermoed zou worden; en 3) zich doorgaans op te stellen als goede wereldburgers ten opzichte van andere landen.

Tegen landen met evenredige vertegenwoordiging heerst het vooroordeel, dat ze besluiteloos zijn, terwijl landen met winner-takes-all democratische systemen sneller kunnen handelen in tijden van crisis. Daarvoor is echter geen sluitend bewijs te vinden. Zo waren de landen met evenredige vertegenwoordiging en ceremoniële staatshoofden ook tijdens en direct na de coronajaren het gelukkigste.

Toch een punt van kritiek: politieke partijen lijken er tegenwoordig steeds meer op gebrand te zijn om de eigen agenda door te drukken en minder rekening te houden met andere partijen in de kamer. Ook die partijen vertegenwoordigen miljoenen Nederlanders, dus daar mag best wat meer rekening mee gehouden worden. Vooral de kabinetten RutteI, met gedoogsteun van de PVV, en Schoof I lijken bewust bijna zo rechts mogelijk geformeerd te zijn. In het verleden schommelden kabinetten politiek gezien rondom het midden. Vooral de regeringen Drees-Van Schaik, Drees I, Drees II en Drees III zijn opvallend. Ook al hadden slechts twee partijen in alle gevallen volstaan voor meerderheden, toch werd er gekozen voor coalities met maar liefst vier partijen, waardoor de kabinetten ook steeds konden leunen op overgrote meerderheden tot zelfs 85% van de zetels.

Tegenwoordig lijkt de politiek meer op een schaakspel, waarbij men de andere kant buitenspel probeert te zetten. Als die tendens zich doorzet, zullen toekomstige kabinetten steeds meer lijken op een dictatuur van de meerderheid.

Dat zou niet zo moeten zijn. Een economie is als het ware een gezamenlijk huishouden. In een gezamenlijk huis ga je ook niet zo om met je medebewoners. Dan hou je rekening met elkaar. Ook met andersdenkenden.

D) De dictatuur

Teleurgesteld over de gebrekkige daadkracht van de democratie, neemt het wereldwijde verlangen toe naar sterke leiders die wel orde op zaken kunnen stellen. Zowel aan de rechterzijde als de linkerzijde wint dat sentiment aan kracht en wordt er zelfs geflirt met de gedachte aan een dictatuur. In de Verenigde Staten is met Donald Trump een president herkozen die dictatoriale trekken vertoont, de verkiezingsuitslag van 2020 niet wenste te accepteren en goede banden onderhoudt met andere dictatoriale presidenten als Vladimir Putin en Kim Jong-un.

Voor het duurzaam geluk voor iedereen lijkt meer dictatuur een uiterst slecht idee. De historische track record van dictaturen is allerminst positief. Zo telde het Romeinse Rijk ongeveer zeventig keizers. Het exacte aantal is lastig te bepalen, omdat ze elkaar soms erg snel afwisselden en er soms ook meerdere tegelijkertijd claimden de keizer te zijn. De beroemde politiek filosoof Niccolò Machiavelli (1469 – 1527) kwam tot de conclusie dat maar vijf keizers uit die hele reeks van zeventig het predikaat “goed” verdienden.

Overigens interessant detail, mocht de roep om een dictator vroeger of later onweerstaanbaar blijken: alle vijf deze keizers hebben met elkaar gemeen dat ze gekozen waren tot het keizerschap en dus niet het keizerschap erfden omdat ze familie waren van de vorige keizer.

Ook vandaag de dag scoren dictaturen niet best als het neerkomt op het duurzaam geluk voor iedereen. Bijvoorbeeld Rusland en China scoren volgens het World Happiness Report van de Verenigde Naties (2024) respectievelijk een magere 5,7 en een 5,1.

Vooral China is als land wel succesvol in termen als economische groei en het vergaren van geopolitieke macht, maar dat komt dus blijkbaar vooralsnog niet of nauwelijks ten gunste van de eigen bevolking.

Ook in Nederland wijzen mensen die zich zorgen maken over de traagheid van de energietransitie jaloers naar de doortastendheid waarmee China reusachtige, transformerende projecten doorvoert zoals de Drieklovendam en de groei van wind en zonne-energie. Echter, diezelfde doortastendheid heeft ook negatieve kanten, zoals de aantasting van de vrijheid van de burgers.

Maar ook: het kan verschrikkelijk mis gaan met die doortastendheid. De grootste milieuramp in de geschiedenis was namelijk ook het gevolg van doortastend beleid van de Chinese overheid, toen onder Mao mussen in 1958 tot staatsvijand werden bestempeld en op grote schaal opgejaagd en gedood werden, omdat zij het voedsel van de bevolking zouden stelen. Het ontbreken van mussen zorgde in de jaren daarna juist voor een insectenplaag, die leidde tot grote voedseltekorten en de hongersdood van tientallen miljoenen burgers.

Noord-Korea streeft op geheel eigen wijze het duurzaam geluk voor iedereen…

Dictaturen hebben ook een slechte staat van dienst op het gebied van vrede. Volgens de zogenaamde Democratic Peace Theory zijn democratieën minder geneigd om met elkaar oorlog te voeren, dan dictaturen.

De kwaliteit van de democratieën speelt daarbij overigens wel een rol. Jonge, onervaren democratieën en democratieën met al te machtige presidenten zijn net zo geneigd tot oorlog als landen met andere bestuursvormen. De hele top tien van de meest democratische landen ter wereld volgens de Democracy Index (Economist Intelligence Unit, 2023) bestaat uit landen met ceremoniële staatshoofden en parlementen gebaseerd op proportionele vertegenwoordiging. Geen van hen is in de afgelopen halve eeuw een oorlog gestart.

Voor zover nog nodig om er aan herinnerd te worden: dictaturen zijn geen goed idee, als duurzaam geluk voor iedereen het doel is.

E) Anarchie

Naast het flirten met dictatuur, wordt anarchie in toenemende mate als aantrekkelijke samenlevingsvorm gezien. Bijvoorbeeld in de toename van de zogenaamde soeverijnen of autonomen, waarvan er naar schatting van de AIVD inmiddels enkele tienduizenden zijn in Nederland. Verreweg de meesten daarvan zijn vrij onschuldig en proberen zoveel mogelijk onafhankelijk van instituties te leven, maar enkele tientallen tot honderden bereiden zich voor op een in hun ogen onvermijdelijke geweldadige confrontatie met de staat.

De meer romantische varianten van anarchisme beogen in kleine, vreedzame gemeenschappen te leven en zich af te wenden van globalisatie. Terug naar de menselijke maat.

Dat klinkt wellicht als een mooi ideaal, maar hoe weerbaar is zo’n vreedzame, kleine gemeenschap ten opzichte van andere gemeenschappen met minder verheven idealen? Zal zo’n vrijgevochten gemeenschap in een wereld vol vrijgevochten gemeenschappen zich niet steeds bezig moeten houden met het beschermen van de eigen soeverijniteit? Hoe vrij ben je dan eigenlijk, als je door je omgeving gedwongen wordt veel tijd en geld te spenderen aan weerbaarheid en waakzaamheid?

Is zo’n situatie met kleine gemeenschappen wel houdbaar? Als het vroegere Wilde Westen als voorbeeld genomen wordt, zou je kunnen concluderen dat al die kleine, al dan niet vreedzame gemeenschappen inmiddels opgeslokt zijn door een supermacht die zelf verre van vreedzaam is, waarbinnen vrijheid beperkt is en die bovendien regelmatig de vrijheid van andere landen bedreigt.

Het lijkt er drieënhalve eeuw na diens dood nog steeds op dat Nederlands’ beroemdste filosoof Baruch Spinoza gelijk had, toen hij zei: “Het doel van de staat is de vrijheid”.

De ideale staat is misschien zo klein mogelijk, maar dan ook niet kleiner dan dat. Tenminste: niet als duurzaam geluk voor iedereen het doel is.

F) Het referendum

Nog niet eens zo lang geleden had iedereen het in de politiek het over referenda. Iedere burger rechtstreeks betrekken bij de politiek zou een geweldige stap vooruit zijn, zo dachten vele democraten over de hele wereld. Zeker omdat technologie het makkelijk en betaalbaar zou maken om regelmatig te stemmen.

Helaas, het idee faalde een paar keer dramatisch als structurele manier om te besturen. De meest opvallende miskleun was het Britse referendum op 23 juni 2016 dat over Brexit ging. Moest het Verenigd Koninkrijk nou in de Europese Unie blijven (“Remain”) of er uit stappen (“Leave”).

Nog los van de uitkomst: het proces zorgde voor extreme verdeeldheid onder de bevolking. Het was haast niet mogelijk om er nog beschaafde gesprekken over te voeren.

Het onderwerp bleek bovendien nogal ingewikkeld. Het was lastig voor politici om de gevolgen op de langere termijn uit te leggen, als zij daar zelf al voldoende zicht op hadden. Als gevolg daarvan werd het onderwerp beheerst door overversimpelde, holle slogans, als: “Take back control”.

Als er zoveel verwarring is, krijgen georganiseerde partijen met een duidelijk doel voor ogen alle kans om via leugens olie op het vuur te gooien. Dankzij technologie is het dan misschien wel gemakkelijker om te stemmen, maar ook veel gemakkelijker om misinformatie te verspreiden.

Zo speelde Big data bedrijf Cambridge Analytica tijdens de Brexit campagne een rol in het beïnvloeden van de publieke opinie richting “Leave”. Door profilering, kunstmatige intelligentie en big data over tientallen miljoenen gebruikers van Facebook kon zij individuele burgers te bestoken met informatie die hen zou stimuleren om op de gewenste manier te stemmen, of, als dat niet haalbaar bleek, te ontmoedigen om te stemmen.

Uiteindelijk, na een haast maatschappij ontwrichtend proces, bleek er een kleine meerderheid te zijn voor “Leave”. 52% voor; 48% tegen; bij een opkomstpercentage van 72%.

Het referendum was oorspronkelijk gebracht als een raadgevend referendum, dus met een dergelijk onduidelijke uitslag, had men kunnen stellen dat de beslissing voor het één of het ander door de bevolking teruggelegd werd bij de politiek, maar zo werkte het in de praktijk niet. “The people have spoken”, werd het mantra en ook al waren de meeste politici van mening dat het een vergissing was om uit de EU te stappen, iets anders dan de uitslag van het referendum volgen werd als politieke zelfmoord gezien. Zelfs toen na verloop van tijd steeds duidelijker werd wat de werkelijke consequenties zouden zijn en steeds meer van de holle slogans doorgeprikt werden: de gifbeker moest en zou leeg gedronken worden. Het effect op migratie was minimaal; de prijzen stegen; de kosten van het lidmaatschap EU bleken uit de duim gezogen; er ontstonden tekorten op de arbeidsmarkt; enzovoort.

Misschien dat uittreding op de nog veel langere termijn uiteindelijk toch een goed idee zal blijken te zijn, maar op moment van schrijven zijn er inmiddels bijna twee keer zo veel Britten die van mening zijn dat Brexit een vergissing was (55%), dan mensen die nog steeds tevreden zijn over de uitkomst (30%) (Statista, 21/01/2025).

Minder opvallend, maar wel dichter bij huis, was het Oekraïne referendum van 6 april 2016, maar een paar maanden voor Brexit. Bij dit Nerderlandse referendum over de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne was er een opkomst van slechts 32%, net genoeg om de kiesdrempel te halen.

De uitslag was een stuk duidelijker dan bij Brexit: 38% voor en 61% tegen, maar de tussenpeilingen suggereren dat die uiteindelijke uitslag een momentopname was. Als mensen bij peilingen ook twijfel konden uitspreken, was er zelden een meerderheid tegen het verdrag. Zelfs amper een week voor het daadwerkelijke referendum twijfelde nog maar liefst 36%.

Er was zelden een meerderheid te vinden die tegen het associatieverdrag met Oekraïne was, maar doordat er uiteindelijk slechts twee opties gegeven werden, kwam er toch een duidelijke uitslag. Wat was de uitslag geweest als ook bijvoorbeeld “de regering moet hier maar over beslissen” of “weet niet/geen mening” opties waren geweest?
Er kan dus veel beïnvloed worden met de keuze voor het onderwerp, de vraagstelling, de formulering van de antwoorden, het aantal alternatieven, het moment dat een referendum gehouden wordt en de PR campagne er omheen. Die achtergrondaspecten zijn vaak verre van democratisch geregeld en afhankelijk van politieke of economische macht.

Bij dit referendum vonden weinig burgers het interessant genoeg om zich echt in te verdiepen wat de voors en tegens waren. Dat was misschien ook wel de reden voor de politiek om de uitslag verder vrijwel geheel te negeren. Ook waren er twijfels over beïnvloeding van de publieke opinie door het verspreiden van nepnieuws door Rusland.

Hoe dan ook was dit lelijke politiek.

Misschien was het onderwerp achteraf toch erg belangrijk, gezien de geopolitieke ontwikkelingen sindsdien. Maar een referendum was niet de manier om er achter te komen wat de burger nou echt wijsheid vond. Alle Nederlandse burgers werden ongevraagd overvraagd met een ingewikkelde geopolitieke puzzel, die platgeslagen werd tot een JA/NEE antwoord. Voor een genuanceerd antwoord of twijfel was geen ruimte.

Toch zijn er ook redelijk positieve voorbeelden van referenda. Zo maakt Zwitserland structureel gebruik van referenda om zowel wetsvoorstellen, tegenvoorstellen en burgerinitiatieven te beoordelen. Voor zo’n burgerinitiatief is het nodig dat er binnen honderd dagen vijftigduizend handtekeningen verzameld worden. Per jaar zijn er drie of vier data dat er op voorstellen gestemd kan worden.

In 2024 werden er op federaal niveau twaalf voorstellen gedaan over uiteenlopende onderwerpen; van pensioenleeftijd tot biodiversiteit en de energietransitie. De opkomstpercentages varieerden van 45% tot 58%, aanzienlijk meer dan bij het Oekraïne referendum, dus kennelijk hebben de Zwitsers inmiddels een aardige discipline opgebouwd.

Werkt het Zwitserse model?

Dat is lastig te zeggen. Enerzijds is Zwitserland één van de meest succesvolle landen ter wereld. Zowel volgens traditionele indicatoren als Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking ($ 83.000 in 2023, World Bank, 2025) en Human Development Index van 0,97 in 2022 op een schaal van 0 tot 1 (UNDP, 2024); maar ook volgens de hiervoor voorgestelde indicator SusHapForAll.

Tegelijkertijd is het systeem in Zwitserland vrij uniek in de wereld, dus statistisch gezien valt er verder weinig te zeggen over het structurele gebruik van referenda om beleid vorm te geven.

Dan is er nog één case die het verdiend om besproken te worden: die van het Ierse referendum over abortus. In het katholieke Ierland was abortus politiek gezien een uiterst gevoelig onderwerp. Tot er op 25 mei 2018 een referendum gehouden werd over het onderwerp en inmiddels maar liefst 66% van de Ieren voor het recht op abortus tot 12 weken in de zwangerschap; tegen 34% tegen; bij een opkomstpercentage van 64%.

Aan die uitslag ging wel een zeer uitgebreid democratisch proces vooraf, waaronder het volgende voorstel om tot bestuurlijke besluiten te komen: het burgerberaad.

G) Het burgerberaad

Er zit nog iets tussen directe democratie zoals via referenda en representatieve democratie via verkiezingen: het burgerberaad. In plaats van door het ingewikkelde, troebele en tijdrovende proces van verkiezingen en aansluitende formaties te worstelen, kunnen tijdelijke of misschien zelfs permanente volksvertegenwoordigingen ook door loting aangewezen worden. Burgers van geschikte leeftijd kunnen door het lot aangewezen worden om een publieke functie te vervullen, net als bij “jury duty” in de Verenigde Staten. Maar anders dan bij die juries zou er geen selectieproces plaats moeten vinden, want dat zou de voordelen van de willekeurige selectie wegnemen. Wie bepaalt anders op basis van welke criteria waarop er geselecteerd wordt?

Dus wat mij betreft liever ook geen weging, ook al wordt dat momenteel bij burgerberaden wel gedaan. De voordelen daarvan wegen -zeker op de langere termijn- waarschijnlijk niet op tegen de nadelen. Het geeft organisatoren de mogelijkheid om te manipuleren en alleen de mogelijkheid daartoe geeft tegenstanders van de uitkomst alvast munitie om de resultaten in twijfel te trekken. Laat staan het gevaar dat vroeger of later er ook echt een vorm van “gerrymandering” toegepast wordt, om het basisprincipe van willekeurige loting te ontkrachten.

Natuurlijk zullen de -zeg honderd- deelnemers aan een tijdelijk of semi-permanent burgerberaad geen doorgewinterde beroepspolitici zijn. Gemiddeld genomen zullen de individuen in zo’n groep ieder voor zich misschien minder effectief zijn in het werken aan bestuurlijke kwesties.

Maar er is ook een zeer positieve kant aan het feit dat de honderd geen beroepspolitici zijn. Geen van deze honderd hoefde zich vooraf te commiteren aan een partijprogramma, partijdiscipline of de economische belangen van sponsoren. Geen heeft beloftes hoeven doen om gekozen te worden en geen hoeft zich zorgen te maken over herkiesbaarheid. Ze zijn allen vrij om zich in een onderwerp te verdiepen, er met elkaar over in gesprek te gaan en dan vanuit hart en verstand gezamenlijk tot rechtvaardige keuzes komen. Veel vrijer dan beroepspolitici: werkelijk zonder last of ruggespraak.

Te zijner tijd zouden er ook meer permanente burgerberaden geïnstalleerd kunnen worden. Waarom zouden de hogere huizen van parlementen zoals de Eerste Kamer, het Britse House of Lords en de Senaat in de Verenigde Staten niet op zijn minst deels gevuld kunnen worden via gelote burgers?

Zouden er tussen die honderd niet een paar rare snuiters zitten?

Ongetwijfeld. Maar die zitten nu ook in zo’n beetje elk parlement of raad van enige omvang. We delen deze wereld nou eenmaal met andersdenkenden. En of die andersdenkenden nou door het lot verkozen worden of bewust geselecteerd door andersdenkenden danwel door misleide kiezers: maakt dat echt veel uit?

Er zullen ook vast wel corrupte en egoïstische mensen door het lot aangewezen worden, maar niet veel meer of minder dan er in de samenleving zijn. Maar hoeveel schade zouden die aan kunnen richten in zo’n tijdelijke groep van honderd? De ervaringen met burgerberaden tot nu toe leren dat veel burgers hun taak uiterst serieus nemen en in staat blijken voorbij hun persoonlijke kortetermijn belangen te kijken.

Er zijn al mooie praktijkvoorbeelden. Zo kwam juist oliestaat Texas na een burgerberaad over een toekomstige energiestrategie tot de conclusie dat er meer geïnvesteerd moest worden in hernieuwbare energie. De consensus daarover veranderde van een weifelende 50% naar duidelijke 80%. Een jaar later bleek nog bijna iedereen uit het burgerberaad er hetzelfde over te denken. Kennelijk, als er goed over een besluit nagedacht wordt, beklijft de keuze. Best wel logisch eigenlijk.

Een ander voorbeeld is het IJslandse proces om een nieuwe grondwet te schrijven. De financiële crisis van 2008 had IJsland extreem hard geraakt. Burgers voelden zich verraden door hun eigen politici en eisten politieke hervormingen. Om daaraan tegemoet te komen, werden nationale burgerberaden gehouden met ongeveer duizend deelnemers. Er werd op basis van de uitkomsten door een uit de bevolking gekozen panel een nieuwe grondwet geschreven via een soort crowdsourcing en zes artikelen werden in oktober 2012 via een referendum voorgelegd aan de bevolking. De voorgestelde artikelen werden stuk voor stuk met 57% tot 83% van de stemmen goedgekeurd door de respondenten bij een opkomstpercentage van 49%.

Toch is de nieuwe grondwet ruim twaalf jaar later nog steeds niet aangenomen door het parlement. Dat klinkt misschien schokkend, maar zo vreemd is dat niet. De oorspronkelijke grondwet van IJsland was een document dat tijdens de Tweede Wereldoorlog haastig was opgesteld om IJsland vrij te maken van het door Duitsland bezette Denemarken. De verwachting was destijds dat er binnen twee jaar wel een meer definitieve grondwet herschreven zou worden, maar dat lukte maar niet. Grondwetherzieningen zijn erg ingewikkeld, zeker wanneer het gaat om het herschikken van de macht. Partijen willen de status quo niet graag veranderen. Een extra reden om daar een pad voor te ontwikkelen, dat los staat van bestaande politieke belangen.

Een interessant detail: in de voorgestelde nieuwe grondwet waren duurzaamheidsaspecten verwerkt. Het belang daarvan was in 1944 begrijpelijkerwijs nog niet voldoende onderkend, toen de eerste grondwet geschreven werd. Toen was de mensheid nog relatief klein ten opzichte van de planeet.

Ook diverse andere grondwetten houden nog niet of nauwelijks rekening met duurzaamheid, zoals bijvoorbeeld de Amerikaanse die sinds de burgeroorlog van 1864 nauwelijks veranderd is. Zo geeft het Tweede Amendement het recht aan alle burgers om wapens te dragen, maar begrenst die de vuurkracht van die wapens niet. Mitrailleurs, tanks, drones, kernwapens: anything goes, althans volgens de federale grondwet.

Grondwetsherziening is dus extreem ingewikkeld binnen bestaande democratische systemen, maar is wel erg belangrijk. Burgerberaden zouden daar in de toekomst wel eens een belangrijke rol kunnen spelen.

Gewone burgers blijken dus in staat heldere, broodnodige en rechtvaardige keuzes te maken, die beroepspolitici niet kunnen of willen maken. Maar dan moeten die politici en ook burgers die niet onderdeel uitmaken van het beraad wel vertrouwen schenken aan de uitkomsten. Politici hebben de mond vol over het herwinnen van het vertrouwen van burgers, maar de snelste manier om vertrouwen te krijgen, is door die zelf ook te schenken.

De woorden van Winston Churchill geven misschien het wantrouwen vanuit de politiek goed weer: “The best argument against democracy is a five-minute conversation with the average voter.” Het is echter maar zeer de vraag, of een even kort gesprek met de gemiddelde beroepspoliticus nou meer vertrouwen oplevert. Onderzoek toont aan: de meeste burgers vertrouwen hun medeburgers (66%) aanzienlijk meer dan politici (24%, CBS, 2023). Maar toch blijven politici hun burgers als stemvee behandelen.

“Behandel burgers als stemvee en ze gedragen zich als stemvee. Behandel ze als volwassenen en ze gedragen zich als volwassenen”David Van Reybrouck in “Tegen verkiezingen (een pleidooi voor democratie)”, 2016

Dat burgerberaden het mogelijk maakt om moeilijke onderwerpen voortvarend aan te pakken, bewees het Ierse burgerberaad over abortus. Daar maakte de uitkomst van een burgerberaad het politiek mogelijk om aansluitend een referendum te houden. En die maakte het weer mogelijk om ook in het parlement een stemming te houden over een grondwetswijziging over het onderwerp. Zoals Brexit ook al aantoonde, het is voor beroepspolitici gemakkelijker om zich uit te spreken in gevoelige onderwerpen, als burgers dat hebben voorgedaan.

Het idee van tijdelijke of zelfs permanente burgerberaden is overigens niet nieuw, maar wel in vergetelheid geraakt. Het was ruim tweeduizend jaar geleden zelfs gedurende 140 jaar de oorspronkelijke vorm van democratie van het Oude Athene; werd gedurende 500 jaar gebruikt door de machtige stadstaat Venetië; door de stadstaat Florence gedurende 200 jaar; en door het Spaanse koninkrijk Aragon gedurende 365 jaar.

Burgerberaden krijgen steeds meer aandacht in de wereld. Via verkiezingen voor meerdere jaren mandaten uitdelen aan politici over 101 ingewikkelde onderwerpen tegelijkertijd blijkt ondoenlijk geworden voor burgers. Politici durven op hun beurt de handen vaak niet te branden aan gevoelige kwesties. En dan is er de toenemende ruis door commerciële belangen en zelfs desinformatie door kwaadwillende actoren.

Het burgerberaad zou wel eens een belangrijk middel kunnen zijn om de bestuurlijke impasse te doorbreken en een hoge mate van duurzaam geluk voor iedereen te bewerkstelligen.

H)   Kunstmatige intelligentie

Anno 2025 is het nauwelijks nog science fiction om te suggereren dat belangrijke maatschappelijke beslissingen uitbesteed zouden kunnen worden aan kunstmatige intelligentie oftewel AI (Artificial Intelligence). Het gebeurt al. Zo maken beurshandelaren op basis van AI razendsnelle beslissingen. Dat is niet zonder gevaren, want op basis van een beperkte kennis van de werkelijke wereld kunnen er gevaarlijke, zichzelf versterkende slingerbewegingen ontstaan op de markt.

Het zal niet lang duren voor ook politici op grote schaal gebruik zullen maken van de mogelijkheden die AI biedt. Sterker nog, er zullen binnenkort jonge beleidsmakers zijn die helemaal opgegroeid zijn met AI, bijvoorbeeld om het werk tijdens de opleiding te vergemakkelijken en/of te verbeteren. Dan is de stap om nog meer beslissingen over te laten aan AI alweer een stuk kleiner geworden.

Of AI een goed idee is of niet: die is er en het is niet waarschijnlijk dat die ontwikkeling gestopt laat staan ongedaan gemaakt kan worden. De potentie om de mensheid te helpen is er zeker, maar ook om die versneld in het ongeluk te storten.

Dat wordt mede bepaald door de normen, waarden en doelen waarmee AI gevoed wordt. Daarom is het van het grootste belang om snel een betere, rechtvaardigere manier te vinden om maatschappelijke besluiten te nemen.

Als dat niet gebeurt, zal de dominante vorm van AI misschien concluderen dat economische groei het allerbelangrijkste doel is om na te streven. Als AI de toespraken van politici zou bestuderen, zou je het haar niet eens kwalijk kunnen nemen als het tot die conclusie kwam. Met dat uitgangspunt zal productie eindeloos toenemen, misschien nog even ten gunste van een kleine bovenklasse, maar al snel met weinig oog voor het lot van gewone mensen.

“The ultimate goal of society is to keep the machines happy”XLB17-#362578, AI filosoof, 2035

Nu AI nog relatief gezien in de kinderschoenen staat, is het van belang om haar te voeden met de juiste menselijke waarden, zoals misschien wel als hoofddoel duurzaam geluk voor iedereen.

En dat woordje “misschien” is ook van belang. Twijfel is gezond; ook voor AI. Als het al te rigide een doel nastreeft, zou het wel eens dezelfde soort blunders kunnen maken als Mao, toen die mussen tot staatsvijand bestempelde. En dan is duurzaam geluk voor iedereen alleen maar verder weg.

Conclusie

In dit hoofdstuk zijn acht manieren de revue gepasseerd om grote maatschappelijke keuzes te maken. Van die acht heeft evenredige vertegenwoordiging in parlementen in recente geschiedenis de beste track record, als duurzaam geluk voor iedereen het doel is.

Het zou voor een aantal wereldwijde maatschappelijke problemen wellicht een goed idee zijn, als diverse rijke en machtige landen die winner-takes-all electorale systemen hebben de overgang zouden maken naar evenredige vertegenwoordiging. Landen zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië, India, Brazilië en Frankrijk, om er maar een paar te noemen.

Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk. Nederland deed het ruim een eeuw geleden. Veel recenter: Nieuw-Zeeland maakte de overgang in 1993 na jarenlange frustratie over corruptie en is tegenwoordig ook regelmatig in de top tien van gelukste landen ter wereld te vinden. Het Verenigd Koninkrijk heeft winner-takes-all, maar de afzonderlijke parlementen van drie van haar landen, Schotland, Wales en Noord-Ierland, hebben min of meer evenredige vertegenwoordiging. Die drie parlementen zijn helaas ondergeschikt aan het winner-takes-all parlement in Londen.

Maar evenredige vertegenwoordiging zoals Duitsland, Nederland en acht andere van de gelukkigste landen ter wereld hebben, is nou ook weer niet zaligmakend. Ook hier in Nederland stapelen de hoofdpijndossiers zich op en blijkt het huidige politieke systeem vaak niet in staat om rechtvaardig, daadkrachtig en besluitvaardig op te treden, als er tegenstrijdige belangen een zorgvuldige afweging en politieke moed vragen. Vooral als grote kortetermijn belangen van grote bedrijven en rijke individuen botsen met diffuse langetermijn belangen van een grote grote groep. De bekende tragedy of the commons.

Tijdelijke of zelfs permanente burgerberaden zouden daar een oplossing voor kunnen bieden, door het filter van verkiezingen weg te halen tussen burgers en politieke vertegenwoordiging. Niet als op zichzelf staand fenomeen, maar als aanvulling op het politieke systeem dat er al is en veel goeds heeft gebracht.

Kortom, voor duurzaam geluk voor iedereen gelden twee adviezen. Voor winner-takes-all politieke systemen:

Meer redelijkheid via evenredigheid.

En voor politieke systemen die al evenredige vertegenwoordiging hebben:

Terug naar de menselijke maat via het burgerberaad.

Er is wel haast bij, want veel tijd om onze bestuurlijke systemen te verbeteren hebben we misschien niet meer.