


In 2000 werden mijn toenmalige partner en ik door Rijkswaterstaat gevraagd om eens na te denken over een simpel idee: een eigen geluidsscherm voor Rijkswaterstaat. Tot dan toe was de heersende praktijk dat voor ieder nieuw te plaatsen geluidsscherm een architect in de hand werd genomen, die dan voor de omwonenden een op maat gemaakt geluidsscherm ontwierp. Vervolgens mochten omwonenden tijdens inspraakavonden hun mening ventileren.
Eenmaal goedgekeurd, zat Rijkswaterstaat vast aan een ontwerp en een bijbehorende architect. Regelmatig bleek zo’n ontwerp lastig te maken of zelfs niet te voldoen aan de eisen. Soms bleken architecten zelf juist erg veeleisend tijdens de uitvoering, wat hogere kosten tot gevolg had. En omdat bij ieder project het wiel grotendeels opnieuw uitgevonden werd, traden er geen leereffecten op.

Op basis van een zowel diepgaand als breed eigen onderzoek naar kostprijzen; experts op het gebied van geluid en groenvoorzieningen; ervaringen van projectleiders en uitvoerders; en belevingsonderzoeken van zowel weggebruikers als omwonenden, kwamen wij tot een concept voor modulaire geluidsschermen. We ontwikkelden een bouwdoos van elementen die samen voldoende variatie boden om tegemoet te komen aan alle belangrijkste eisen van omwonenden. Met name optimaal begroeibare schermen waar bewoners het liefst tegen groen aankeken; transparante schermen waar mensen hun uitzicht wilden behouden.





Op basis van ervaringen van projectleiders en uitvoerders kozen wij ervoor om een bestaand ontwerp van collega ontwerpbureau Fabrique als onderlegger te gebruiken. “Beter goed gejat dan slecht bedacht”. Fabrique heeft zelf de uiteindelijke bouwdoos verder uitgewerkt. De meeste van onze aanbevelingen zijn behouden gebleven en verwerkt in geluidsschermen die verspreid zijn over heel Nederland.

Reflectie
Tijdens dit project was vooral het politieke spel erg leerzaam. Architecten die mopperden dat hun het brood uit de mond gestolen werd. Experts binnen Rijkswaterstaat die bij hoog en laag beweerden dat de manier waarop geluidsschermen in het verleden gerealiseerd werden de enige manier was om ze voor elkaar te krijgen. Aannemers die probeerden het proces te beïnvloeden en misschien wel te frustreren. Het was immers niet in hun voordeel als geluidsschermen in de toekomst in hoge mate gestandaardiseerd en geïndustrialiseerd zouden worden. Hoe duurder geluidsschermen; hoe meer er voor hen te verdienen zou zijn.


Mocht je tegenwoordig langs een geluidsscherm rijden, is de kans groot dat het er eentje is uit de modulaire bouwdoos van Rijkswaterstaat. En die is veel veiliger, goedkoper, duurzamer en functioneler dan het gemiddelde geluidsscherm. Een beetje sober en degelijk. Net zoals je eigenlijk wilt dat Rijkswaterstaat is, toch?
Om dure, fantasierijke kunstwerken te bewonderen, ga je maar naar het museum. Dat is nog veel goedkoper ook. Zeker voor de belastingbetaler.

Op een bierviltje heb ik uitgerekend dat modulaire geluidsschermen de belastingbetaler in de ordegrootte van 100 miljoen euro heeft bespaard. Jammer dat wij daar geen percentage van gekregen hebben…
Ook het samenstellen van het team bleek een uitdaging. We zochten naar mensen met inhoudelijke kennis om samen in multidisciplinaire teams mee aan tafel te zitten. Maar hoe duidelijk we daar ook in waren: steeds werden er weer managers naar voren geschoven, die de resultaten van creatieve sessies wel weer even mee zouden nemen naar de daadwerkelijke uitvoerders. Dit werkte vertragend, omdat de managers vaak niet zelf direct antwoord konden geven; de gestelde vragen verkeerd doorgaven; of juist de antwoorden verkeerd teruggaven. En die managers verdienden waarschijnlijk nog het meeste aan dit project ook. (mopperdemopper !)
Rijkswaterstaat was destijds gewend om ingewikkelde projecten in kleine stukjes te knippen en daar per stukje een specialist op te zetten. Maar die specialisten werkten maar matig samen. Die specialisatie werkt misschien goed in een fabriek waarin alles al gestandaardiseerd is, maar totaal niet als je iets nieuws wilt ontwikkelen.

Ergens tijdens dit project kregen we ineens de mogelijkheid om het anders te proberen. Door een beleidswijziging binnen Rijkswaterstaat voldeed het schetsontwerp van houten panelen ineens niet meer en moesten we onder grote tijdsdruk een herontwerp maken. Dit bleek een geluk bij een ongeluk, want onder hoge druk werd alles vloeibaar. We konden een paar externe experts inschakelen die zelf inhoudelijke kennis bezaten. Binnen een tiental dagen hadden we een herontwerp dat aan alle eisen voldeed. Dat was in de projectgroep die topzwaar was met uitbestedende managers echt niet gelukt.
Naast het inefficiënte en ineffectieve werk binnen interne projectgroepen, was Rijkswaterstaat ook steeds meer werk aan het uitbesteden aan de markt. Lieten ze eerst alleen het daadwerkelijke bouwen over aan externe aannemers; na verloop van tijd werden “build” aanbestedingen gevolgd door “design and build” om vervolgens over te gaan in “design, build and maintenance” aanbestedingen.
Daar zitten ongetwijfeld ook voordelen aan, maar een duidelijk nadeel is, dat je als Rijkswaterstaat steeds minder goed op de hoogte bent van de producten waar je wel voor verantwoordelijk bent. Bijvoorbeeld wat redelijke prijzen zijn voor al de goederen en diensten die Rijkswaterstaat afnam. En dat gaat jaarlijks om vele miljarden aan belastinggeld. Dat is vragen om corruptie, zoals de grootschalige bouwfraude die in 2000 aan het licht kwam en waarbij ook projectleiders van Rijkswaterstaat betrokken waren.
Klinkt dergelijke corruptie on-Nederlands? Kijk terug en huiver: De bouwfraude 20 jaar: een explosief dossier – Zembla – BNNVARA
Bij onder andere VDL heb ik goede verhalen gehoord over een soort hybride situatie, waarbij interne onderdelen van het bedrijf moesten concurreren met externe aanbieders. Zo hou je je eigen organisatie, maar ook de externe aanbieders, scherp. Zo hou je grip op prijzen en voorkom je dat je getild wordt.
Weer wat geleerd…
